Mensen die stotteren volgen soms jarenlang verschillende therapieën om van het stotteren af te komen. Als (blijvend) resultaat elke keer uitblijft, vraag je je af waarom de Hausdörfer-methode dan wél zou werken. In dit blog zullen we deze vraag uitgebreid beantwoorden. We leggen uit waarin onze methode verschilt van alle andere therapieën, wat het geheim is van blijvend VRIJ worden van stotteren en waarom een terugval naar stotteren met onze methode zelfs onmogelijk is.

Wat hebben alle stottertherapieën met elkaar gemeen?
Er is een belangrijk verschil tussen de Hausdörfer-therapie en andere therapieën. Maar voordat we dat benoemen, kijken we eerst eens naar de overeenkomsten tussen alle bestaande stottertherapieën in Nederland. Als we die onder de loep nemen, zien we twee ingrediënten steeds weer terugkomen, namelijk:

  1. een vorm van afleiding door de focus te verleggen;
  2. minder gevoelig worden voor het oordeel van anderen en eventueel van jezelf.

Ook in de Hausdörfer-methode gebruiken we deze onderdelen. Hieronder zal ik deze nader toelichten.

1. Een vorm van afleiding door de focus te verleggen
Stotteren gaat gepaard met allerlei gedachten over het spreken. Deze gedachten zijn er al vóórdat je praat, tijdens het praten en vaak ook nog (lang) daarna. Je denkt aan een woord met een bepaalde beginletter, waarvan je al weet dat je het niet kunt zeggen. Je denkt aan je ademhaling of aan een bepaalde techniek die je ooit heeft geholpen. Je vindt dat je vloeiend moet spreken of je weet al dat je bij een bepaalde persoon of in een bepaalde situatie (bijv. een sollicitatiegesprek) je stotteren niet kunt verbergen en ‘door de mand zult vallen’.

Deze gedachten zorgen voor spreekspanning, waarvan stotteren – in welke vorm dan ook – het gevolg is. Als deze gedachten in de praktijk steeds weer worden bevestigd, neem je deze aan als ‘waarheid’. Deze ‘waarheid’ neem je weer mee naar de volgende spreeksituatie en zo gaat het door. Zo kom je in een vicieuze cirkel terecht. Je komt daar alleen maar uit door je aandacht af te leiden van alle ‘spookgedachten’ die spreekspanning veroorzaken. Je kunt dit doen door op iets anders te focussen. Daardoor wordt de spreekspanning minder of verdwijnt zelfs. Op dat moment gaat het spreken beter of zelfs helemaal goed.

‘Iets anders’ kan van alles zijn. In de praktijk is dat ook zo. Je kunt bijvoorbeeld focussen op je ademhaling, je middenrif, een handbeweging of een bal, die je met je therapeut over en weer gooit terwijl je praat. Je kunt tikken op je been of focussen op je eigen stemgeluid, zoals bij het zingen. Je kunt harder, zachter of zingend praten. Elke vorm van afleiding is mogelijk en werkt! Het enige wat belangrijk is, is dat het je afleidt en dat het opvalt. Wie VRIJ wil worden van stotteren, wil daar alles wel voor doen, hoe onnatuurlijk het soms ook is. In een Franse therapie bijvoorbeeld, die werd ontwikkeld door een ex-stotteraar, leer je te focussen op een spier in je bovenarm door deze in het spreekritme aan te spannen.

Daarnaast kun je gebruik maken van technische hulpmiddelen om de focus te verleggen, zoals:

  de van oudsher bekende metronoom;
  het Edinburgh Masker;
  de Speech Easy;
  de DAF (Delayed Audio Feedback);
  de fluister app Whispp.

Vrijwel elke therapievorm maakt dus gebruik van een of andere vorm van afleiding. Dat geldt ook voor de Hausdörfer-methode. Wij gebruiken de focus op het eigen stemgeluid als afleiding. Dat is de meest natuurlijke (en onzichtbare) vorm van afleiding.
Met behulp van een techniek – welke dat ook is – kun je meestal wel vloeiend praten. MAAR! Dit werkt alleen wanneer de techniek nog nieuw voor je is. Zodra je aan de techniek gewend bent geraakt, leid deze je niet meer voldoende af. In de meeste gevallen verval je dan weer in stotteren.

2. Minder gevoelig worden voor het oordeel van anderen en van jezelf.
Het tweede belangrijke onderdeel van een stottertherapie is dat je minder gevoelig wordt voor het oordeel van een ander (of van jezelf). Je kunt dit trainen door – op welke manier dan ook – te durven opvallen met spraak en/of beweging. Deels zijn dit dezelfde technieken die je ook kunt gebruiken om jezelf af te leiden van de ‘spookgedachten’ over je spreken:

  een handbeweging maken bij het uitspreken van elke zin;
  spreken op het ritmische tikken met je hand op een tafel of op je been;
  je flanken naar binnen drukken om bij elke uitademing je middenrif omhoog te duwen;
  je armspier ritmisch aanspannen;
  bewust de tijd nemen als je iets wilt zeggen;
  bewuste pauzes inlassen tijdens het spreken;
  opzettelijk stotteren;
  het stotteren laten komen zoals het komt;
  een opvallende spreektechniek toepassen zoals bijv. bepaalde klanken verlengen, intoneren, monotoon, harder, zachter of fluisterend praten of praten met een lagere of hogere stem.

Het doet er niet zoveel toe welke techniek je gebruikt. Het gaat altijd alleen maar om ‘niet durven en toch doen!’ Alleen dát is belangrijk! Het zijn allemaal manieren om je over je angst en schaamte heen te zetten. Zo krijg je een ‘dikkere huid’ en word je uiteindelijk minder gevoelig voor het oordeel van anderen. Dit geldt dus ook als het gaat over spreken.

In de Hausdörfer-methode noemen we dit ‘flegma’: een lome, lakse gevoelstoestand waarbij je je niets aantrekt van wat een ander (of jijzelf) van je spraak vindt. Het ontwikkelen van ‘flegma’ is in onze methode de belangrijkste doelstelling voor het VRIJ worden van stotteren. Met een flegmatieke houding valt de spreekspanning van je af en daarmee ontneem je het stotteren de voedingsbodem.

Waarom werken de meeste stottertherapieën dan toch niet of maar kort?
We zien dus dat vrijwel alle stottertherapieën wel nuttige elementen bevatten. De korte-termijn-resultaten zijn dan ook vaak veelbelovend. Maar de lange-termijn-resultaten vallen bij de meeste therapieën vaak tegen. Omdat in elke therapie min of meer succesvol lijkt, nemen therapeuten bepaalde elementen van elkaar over en brengen deze samen in één therapie. Zo ontstaan er steeds weer ‘nieuwe’ therapieën. Maar helaas heeft deze manier van werken nooit geleid tot een blijvende oplossing van stotteren.

Als het resultaat van een therapie maar van korte duur is, krijg je te maken met een zogenoemde terugval. Iemand valt dan weer terug naar het stotteren en weet het niet meer op te lossen. Er zijn goede verklaringen voor zo’n terugval:

  1. Je hebt in de therapie niet geleerd waarom een natuurlijke spreker niet stottert. Kortom: je weet niet wat ‘spraak’ is;
  2. Je geeft aandacht aan het probleem en niet aan de oplossing. Als je namelijk een techniek pas gebruikt als je merkt dat je iets niet kunt zeggen, heb je al spreekspanning en dan ben je met het probleem bezig. Alles wat aandacht krijgt, groeit;
  3. ‘Vloeiend willen praten’ is een wezenlijk onderdeel van je probleem. Dit wilde je immers altijd al. Met deze doelstelling houd je het stotteren in stand en is een terugval al voorgeprogrammeerd.
  4. De goede ingrediënten in de therapie worden tegengewerkt of tenietgedaan door andere elementen in dezelfde therapie. Je kunt bijv. niet tegelijkertijd ‘letten op je ademhaling’ en ‘focussen op je stemgeluid’, ‘moeilijke woorden vergeten’ en ‘een zin visualiseren voordat je hem uitspreekt’. Als je een techniek toepast met de doelstelling ‘vloeiend praten en niet opvallen’, stimuleer je de onhandige doelstelling ‘vloeiend spreken’ en je hypergevoeligheid op het gebied van spraak;
  5. Een techniek pas je meestal maar op één manier toe. Daarom ga je er gemakkelijk aan wennen en dan leid de techniek je niet meer voldoende af. Je gedachten raken weer op het oude spoor, met spreekspanning en stotteren als gevolg. Een techniek werkt dus maar tijdelijk. Als je niet weet hoe dat komt, wordt je onzeker en weet je niet meer wat te doen;
  6. Een heldere, logische en aantoonbare uitleg met betrekking tot de toegepaste tools ontbreekt. Als je niet weet hoe een techniek precies werkt en waarom deze een (tijdelijk) positief effect heeft, kun je ook niet begrijpen waarom een techniek plotseling niet meer werkt.
  7. De meeste tools zijn hulpmiddelen om je af te leiden van het stotteren. Tools zoals letten op je ademhaling, je middenrif, een balletje of een handbeweging zijn onnatuurlijk. Daarom kun je je dergelijke technieken moeilijk eigen maken;
  8. De goede elementen in de therapie hangen als losse flodders aan elkaar. Zij werken niet met elkaar samen of ze werken elkaar zelfs tegen. Dat zorgt ervoor dat een spreektechniek maar tijdelijk werkt, een hulpmiddel (techniek) al gauw een doel wordt en dat je met de doelstelling ‘vloeiend spreken’ je gevoeligheid voor spreekfouten in stand houdt. Letten op je ademhaling gaat ten koste van de aandacht voor je stemgeluid. Daarmee ondermijn je de natuurlijke spraak.

Kortom: er zijn goede ingrediënten, maar die liggen als losse bouwstenen op elkaar. Je hebt geen goede, sterke basis waar je op kunt bouwen en waarop je eventueel kunt terugvallen. Zodra er een kink in de kabel komt, stort je bouwsel als een kaartenhuis ineen. Het cement, dat nodig is voor een stevig bouwwerk, ontbreekt in vrijwel elke therapie. Dit is echter wel de sleutel voor succes!

Wat niemand je uitlegde…
Als je iets doet wat je eigenlijk niet durft, helpt dat om minder gevoelig te worden voor wat anderen van je (spraak) denken. Niemand heeft jou echter uitgelegd dat dit een hele belangrijke factor is en waarom. Je weet niet dat ‘ongevoeliger worden voor wat anderen (en jijzelf) van jouw spraak vinden’ zelfs noodzakelijk is om VRIJ te worden van stotteren.

Als je een techniek gebruikt, gebeurt het vanzelf dat je je aandacht richt op die techniek. Daarmee verleg je je focus. Als je de techniek durft toe te passen, wordt je ook vanzelf wel wat flegmatieker. Niemand legt je uit dat je ook zonder hulpmiddel je focus kunt verleggen en dat er ook andere manieren zijn om flegma op te bouwen. Niemand legt jou uit dat ‘focus verleggen’ en ‘flegma’ van cruciaal belang zijn en niet de techniek. De techniek is slechts een hulpmiddel. Als je dit niet weet, wordt de techniek een doel op zich, waaraan je je gaat vastklampen. Als dan de techniek plotseling niet meer werkt, sta je met lege handen.

In sommige gevallen, als de belangrijke combinatie van van ‘flegma’ en ‘afleiding’ toevallig in goede aarde valt, kan de therapie goed uitpakken. Dit zijn dan ’toevalstreffers’ die in elke therapie (en ook zonder therapie) wel voorkomen. Maar ook dan kun je nog steeds nooit helemaal zeker zijn van je zaak. Zelfs járen na de therapie kan door een bepaalde situatie of gebeurtenis een spraakbemoeilijking optreden, waardoor de oude manier van denken en/of doelstelling weer wordt getriggerd. Omdat je nog steeds niet weet wat spraak is, kun je hierdoor een terugval krijgen.

Een verkeerd uitgangspunt en onjuiste conclusies zorgen voor een onjuiste aanpak
Iemand die stottert noemen we een onnatuurlijke spreker. Iemand die niet stottert noemen we een natuurlijke spreker. Waarom stottert iemand die stottert? En waarom spreekt een natuurlijke spreker natuurlijk? Over deze vraag hebben veel therapeuten en onderzoekers zich al gebogen. Om deze te kunnen beantwoorden, lijkt het logisch om de verschillen te onderzoeken tussen iemand die stottert en iemand die natuurlijk spreekt. Dit gebeurt dan ook… en daar gaat het al fout.

Zo zijn er hersenonderzoeken gedaan waaruit zou blijken dat stotteren wordt veroorzaakt door een timingsstoornis in de hersenen. Uit andere onderzoeken zou blijken dat stotteren wordt veroorzaakt door een vibrerend middenrif. Maar uit wetenschappelijke publicaties (sstp.nl resp. pubmed) blijkt dat niet is vastgesteld of de gemeten verschillen een oorzaak zijn van stotteren of juist een gevolg. Deze onderzoeken zeggen dus niets over de oorzaak van stotteren, maar zijn toch enorm bepalend geworden in de algemene kijk op stotteren.

Door onjuiste conclusies uit wetenschappelijk onderzoek als feiten te presenteren, ontstaan er ernstige misverstanden over de aanpak van stotteren. Therapeuten en hun cliënten dwalen hierdoor steeds verder af. Het zorgt er ook voor dat stotteren een erg gecompliceerd probleem lijkt, dat niet of moeilijk op te lossen is. Deze misvatting dwingt je bijna om het stotteren te accepteren en ermee te leren leven. Voor een jong kind kan deze boodschap traumatisch zijn.

Door uit te gaan van het verschil tussen iemand die stottert en een natuurlijke spreker komen alleen symptomen van stotteren aan het licht. De kern van het probleem blijft daarmee verborgen. Het gevolg is dat ook alleen de symptomen worden bestreden en het stotteren niet bij de wortel wordt aangepakt.

Wat maakt de Hausdörfer-methode anders en waarom werkt dat wél?
Niemand wordt geboren als stotteraar. Iedere persoon die stottert, spreekt ook weleens natuurlijk, zonder te stotteren. Zo praat elke stotteraar zonder enige moeite tegen zichzelf, tegen een huisdier of baby. Sterker gezegd: iedere stotteraar kan prima praten, als er niemand bij is die luistert. Wetenschappelijk onderzoek bevestigt dit. De grondlegger van de Hausdörfer-methode, Oscar Hausdörfer, keek daarom vanuit een ander uitgangspunt naar stotteren. Hij onderzocht waarin hij van zichzelf verschilt op een moment van stotteren en op een moment van natuurlijk spreken. En daarmee legde hij de kern van het probleem wél heel duidelijk bloot: de overgevoeligheid voor het oordeel van anderen.

Het spreken gaat pas mis zodra de persoon die stottert weet dat een ander hem hoort en kan beoordelen. Er bouwt zich dan meteen spreekspanning op, met stotteren als onvermijdelijk gevolg. Zodra dit als kern van het stotteren gezien en erkend wordt, kan het probleem efficiënt worden aangepakt. ‘Kennis van spraak’ is daarbij een onmisbare factor. Dit is het cement tussen de bouwstenen. En dat is nu juist de ontbrékende factor in vrijwel elke stottertherapie.

Met deze inzichten ontwikkelde Oscar Hausdörfer een enorm krachtige en effectieve methode om terug te keren naar de natuurlijke spraak. De Hausdörfer-methode zorgt ervoor dat alle bouwstenen naadloos op elkaar aansluiten, verbonden zijn en vlekkeloos samenwerken. De kennis van spraak is de sleutel voor het VRIJ worden van stotteren. Hiermee worden alle acht hierboven beschreven nadelen van andere therapieën opgelost. Hoe werkt dat precies?

  1. Je leert wat spraak is. Het enige wat je bewust hoeft te doen als je wilt praten is stemgeluid produceren. De mond- en tongstanden vormen zich vanzelf en ook de ademhaling gaat onbewust.
  2. Je werkt aan een oplossing en niet aan het probleem. Je past de aangeboden handvatten toe als je goed kunt praten, dus als je geen spreekspanning hebt. Zo voorkom je dat je spreekspanning opbouwt. Dan hoef je geen probleem op te lossen. Je geeft aandacht aan wat je kúnt en alles wat aandacht krijgt, groeit;
  3. Door de doelstelling ‘flegma’ centraal te stellen, ontkracht je de doelstelling ‘vloeiend spreken’. In dit kader mag je ook het stotteren loslaten. Daarmee train je flegma en je doet het tegenovergestelde van ‘vloeiend willen spreken’. Tevens vervang je het visualiseren van schrifttekens door de focus op je spraakgeluid;
  4. Alle elementen in de therapie gaan hand in hand samen en versterken elkaar. Met de focus op je stemgeluid houdt je je aan de natuurwet die geldt voor spraak. Hiermee leg je een stevige basis voor de zelfsuggestie ‘ik kan alles met m’n stem doen wat ik wil’. Dat is ‘spraak’. Dus ‘ik kan praten’. Dat geeft rust en vertrouwen. Door te durven opvallen met het sturen van je stemgeluid werk je aan je flegma. Met het stotteren durven loslaten, werk je ook aan een flegmatieke houding. Tegelijkertijd ondergraaf je hiermee de schadelijke doelstelling ‘vloeiend spreken’. Door de focus op je stemgeluid denk je niet meer aan schrifttekens, die in de spraak helemaal niets te zoeken hebben.
  5. Je kunt de methode op veel manieren toepassen. Om je aandacht te focussen op je stemgeluid, kun je verschillende hulpmiddelen gebruiken, zoals bijv. het verlengen en/of intoneren van klankdelen, harder, zachter of monotoon praten, enz. Met een opvallende manier van spreken, train je tevens je flegma. Door deze hulpmiddelen af te wisselen, kan er nooit een spreektechniek ontstaan waar je aan gaat wennen. Je kunt zelfs zonder opvallende hulpmiddelen op je stem focussen. Of het focussen op je stemgeluid ook weglaten en stotters laten komen met als doel, er ongevoeliger voor te worden. Het gaat steeds uitsluitend om het trainen van flegma. Met de focus op je stemgeluid houd je je tevens aan de natuurwet die geldt voor spraak waardoor stotteren onmogelijk wordt.
  6. Je krijgt een heldere uitleg die meteen wordt bevestigd door middel van oefeningen. Je leert hoe de toegepaste hulpmiddelen precies werken, waarom ze werken en waarom het resultaat blijvend is.
  7. Het belangrijkste hulpmiddel dat wordt ingezet is de focus op je eigen spraakgeluid. Dit is natuurlijk, want zo heeft iedereen leren praten. Daarom kun je dit hulpmiddel heel goed toepassen en je eigen maken. Natuurlijke sprekers doen dit ook. Bij hen is dit een onbewust automatisme.
  8. Alle voorkomende ingrediënten in de cursus werken met elkaar samen en versterken elkaar. Door één van de hulpmiddelen overdreven toe te passen met de doelstelling ‘flegma’, train je het oordeel van anderen (en/of van jezelf) minder of niet belangrijk te maken. Tevens pas je de voor spraak geldende natuurwet overdreven toe. Daarmee leg je een stevige basis voor de zelfsuggestie ‘ik kan elk spraakgeluid maken’, dus ik kan praten! Als je weet dat je kunt praten, hoef jij je nergens meer druk om te maken. Dan spreek je vol vertrouwen en natuurlijk.

De sleutel naar vrijheid is ‘moed’;
de sleutel naar geluk is ‘vrijheid’.

Wie niet bij wijze van toeval, maar met de juiste inzichten VRIJ is geworden van stotteren, kan onmogelijk een terugval krijgen. Diegene heeft zelfs minder kans om ooit weer een stotteraar te worden dan iemand die nooit heeft gestotterd. Iedereen, die de voor spraak geldende natuurwet niet kent, is immers een potentiële stotteraar.

Hieronder kun je reageren. Wij horen/lezen graag wat je vindt van deze blog!