Oscar Hausdörfer omschreef de natuurwet die geldt voor spraak. Spraak is niets anders dan (bewust) stemgeluid maken als je wilt praten, waarbij je spreekvormen (mond- en tongstanden) en ademhaling onbewust worden aangestuurd. De vorm maakt het stemgeluid verstaanbaar. Je vormt je stemgeluid automatisch, met de hulp van je gehoor: om te kunnen klinken zoals jij dat wilt, luister je naar je stemgeluid. Met je gehoor ‘stuur’ je je stemgeluid tot verstaanbare klanken. Bij natuurlijke sprekers gebeurt dit automatisch, dus zonder daar erg in te hebben. En zonder daarover na te denken.
Iemand die stottert houd zich niet meer aan deze natuurwet. Door de overgevoeligheid voor het oordeel van anderen, is hij zich ooit gaan schamen voor een onschuldige hapering bij het spreken. Hij was bang dat dit haperen vaker zou gebeuren, en begon ineens na te denken over het spreken. In plaats van klanken te maken en vormen, denkt de persoon die stottert dat hij woorden en letters in de vorm van schrifttekens moet uitspreken. En dat sommige van deze woorden en letters ‘moeilijk’, ‘spannend’ en niet goed uit te spreken zijn. Dit zorgt voor steeds meer spreekspanning, met stotteren júist als gevolg. Iemand die stottert, stottert dus juist ómdat hij bang is om te stotteren. Omdat hij is gaan nadenken over het praten, en omdat hij schrifttekens probeert te spreken. Maar in de spraak bestaan helemaal geen schrifttekens, alleen maar stemgeluid. En zo zet iemand die stottert de natuurwet voor spraak op z’n kop.
De methode leert je om je stemgeluid weer (in eerste instantie bewust) te sturen om het vertrouwen in je eigen kunnen te versterken. Met luisteren naar je stem als natuurlijke afleiding van schrifttekens en allerlei stottergedachten én door over je schaamte heen te stappen. Als de angst voor het spreken is verdwenen, wordt het spreekproces weer een ónbewust automatisme en dan ben je een natuurlijke spreker.